Waar
Molenstraat 1 te Huise
Historiek
Zo'n kleine halve eeuw geleden stond in het West-Vlaamse Waregem een molen te verkommeren. Het was de eeuwenoude Hoogmolen. Twee wereldoorlogen had hij overleefd, maar tegen de tand des tijds was hij niet opgewassen. In de moderne wereld was geen plaats meer voor ‘achterhaalde werktuigen’ zoals de windmolen. Hij werd aan zijn lot overgelaten en kwam tot stilstand. Het scheelde niet veel of deze houten staakmolen was op een winderige dag ineen gestort zodat er een punt werd gezet achter minstens 400 jaar molengeschiedenis.
Paul Bauters
Maar het liep anders. In Huise stond de ouderlijke woning van Paul Bauters, een vrederechter te Brussel. Hij kocht in zijn geboortedorp een stuk grond waarop een oude molenaarswoning stond. De molen zelf, de stenen ‘Cnuddes Molen’, was al lang verdwenen: afgebrand in 1851 en nadien langzaam maar zeker uit het collectieve geheugen gewist.
Op deze historische plek, het hoogste punt tussen Schelde en Leie, wilde Paul Bauters een nieuwe molen oprichten. Hij liet zijn oog vallen op de zieltogende Hoogmolen in Waregem en wekte de molen weer tot leven. In 1971 werd de ruïne in Waregem gedemonteerd en overgebracht naar Huise.
In de daaropvolgende jaren volgde een grondige restauratie door de inmiddels overleden molenmaker Mariman. In 1975 werd de herbouwde reus feestelijk ingehuldigd en omgedoopt tot Huisekoutermolen, precies op de plek waar zijn voorganger had gestaan.
Middelpunt Vlaamse molenbescherming
In de daaropvolgende jaren maalde de Huisekoutermolen regelmatig, zij het niet meer om den brode. Boeren brachten als vanouds een zakje graan naar de molen en Paul Bauters verwisselde op vrije dagen zijn toga met het werkpak van de molenaar.
Het duurde niet lang of Huisekoutermolen werd het middelpunt van de Vlaamse molenbescherming. Er werden molenaarscursussen ingericht waarbij, naast de nodige theorie, ook aandacht werd geschonken aan de praktijk. Een molen bedienen doe je immers niet zomaar. Dat vereist kennis van zaken, inzicht en ervaring. Ervaring die je alleen kunt opdoen op een werkende, ’levende’ molen. Tientallen enthousiastelingen ontvingen het diploma van vrijwillig molenaar. Ze zwermden uit over heel Vlaanderen om elders molens te gaan bedienen die na hun herstelling op een molenaar wachtten. Molens zijn immers kostbare monumenten uit een rijk Vlaams verleden. Amper één op tien heeft in de voorbije eeuw kunnen standhouden, al de rest is roemloos ten onder gegaan.
Natuurlijk hebben molens niet meer de economische betekenis die ze honderd jaar geleden hadden. Maar deze boeiende werktuigen, die letterlijk leven van de wind (of het water), verdienen het om het landschap blijvend te draperen. Ze tonen hoe onze voorouders werkten en (over)leefden en leren ons respect te hebben voor het vernuft dat ze daarbij aan de dag legden.
Restauratie
Om te overleven moet een molen werken. Stilstand betekent achteruitgang. Helaas was Huisekoutermolen anno 2009 daarvan een voorbeeld geworden. Paul Bauters was niet meer in staat om hem regelmatig te laten malen en de eerste tekenen van verval werden spoedig zichtbaar. Uiteindelijk moesten de wieken om veiligheidsredenen worden verwijderd. Maar dit betekende zeker niet het einde van de eens zo fiere Huisekoutermolen. De vzw Oost-Vlaamse Molens trok zich het lot van deze houten windreus aan en nam hem in erfpacht. In 2009 werden de eerste stappen gezet om te komen tot algeheel herstel. Sindsdien legden vrijwillige molenaars nieuwe leien op de kap en vervingen en repareerden ze maandenlang verschillende molenonderdelen. Molenbouwers Roland en Kris Wieme maakten nieuwe wieken.
De vzw Oost-Vlaamse Molens kon voor de financiering gelukkig rekenen op de kostbare geldelijke en logistieke inbreng van het provinciebestuur, het provinciaal Molencentrum Mola en de Vlaamse Overheid.
Maalvaardig
Sinds 2017 is de molen in ere hersteld en terug maalvaardig. Een picknicktafel in de onmiddellijke omgeving maakt een bezoek nog aangenamer.
Leren werken met water en wind
Het molenaarsambacht vereist heel wat stielkennis. Molenaars moeten een schuddende en krakende molen in uiteenlopende weersomstandigheden veilig kunnen bedienen en zelf wat kleine onderhoudswerken kunnen verrichten. Ze moeten vertrouwd zijn met de geschiedenis en de folklore van molens en molenaars, gerst, tarwe en spelt van elkaar kunnen onderscheiden, voldoende kennis hebben over molenstenen, houtsoorten en hygiëne, en een boeiende rondleiding in hun molen kunnen geven.
Geïnteresseerden krijgen een opleiding gespreid over minstens 10 zaterdagen waarbij theorie en praktijk worden afgewisseld.
Meester-molenaar
Je wordt meester-molenaar als je slaagt voor een theoretisch examen, binnen een periode van twee jaar minstens 100 uur molenstage volgt bij een meester-molenaar en met succes het praktijkexamen aflegt. Na de opleiding beheers je oude ambachtstechnieken, voel je het ritme van wind en water en ben je in staat een molen zelfstandig te bedienen.
Molengids
Als je slaagt voor het theoretisch gedeelte van bovenstaande cursus en je bovendien bekwaamt in het rondleiden van groepen, krijg je het diploma van molengids. Dan kan je bezoekers uitleg geven over de werking van de molen en over de ooit zo belangrijke maatschappelijke positie van molen en molenaar. Op monumenten- en molendagen mag je een molen openstellen voor het publiek of een malende molenaar bijstaan.
Bij het begin van de cursus moet je minstens 16 jaar oud zijn.